declinazione di verwitwet
declinazione forte - (nessun articolo)
singolare plurale
maschile femminile neutro
nominativ verwitweter verwitwete verwitwetes verwitwete
genitiv verwitweten verwitweter verwitweten verwitweter
dativ verwitwetem verwitweter verwitwetem verwitweten
akuzativ verwitweten verwitwete verwitwetes verwitwete
declinazione debole - (con articolo determinativo)
singolare plurale
maschile femminile neutro
nominativ verwitwete verwitwete verwitwete verwitweten
genitiv verwitweten verwitweten verwitweten verwitweten
dativ verwitweten verwitweten verwitweten verwitweten
akuzativ verwitweten verwitwete verwitwete verwitweten
declinazione mista - (con parola chiave ein, eine, kein eccetera)
singolare plurale
maschile femminile neutro
nominativ verwitweter verwitwete verwitwetes verwitweten
genitiv verwitweten verwitweten verwitweten verwitweten
dativ verwitweten verwitweten verwitweten verwitweten
akuzativ verwitweten verwitwete verwitwetes verwitweten

verwitwet

  1. (giurisprudenza) vedovo

verwitwet

  1. participio passato maschile singolare di verwitwen
ver | wit | wet

IPA: /fɛɐ̯ˈvɪtvət/ Ascolta la pronuncia :